De Automobile Club uit London komt op bezoek

Het was, zo scheen het, reeds lang geleden dat het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap zich had gemeten met een gezelschap uit het deftige Londen. Er was iets weemoedig-plechtigs in die herinnering aan 1850, toen de Amsterdammers hun eerste krachtproef verloren en de honderd guineas, als een schaduw van vernedering, naar de overzijde van het Kanaal waren gedragen. Daarna waren er nog ontmoetingen geweest, nu eens met triomf, dan weer met nederlaag, maar het verleden was verbleekt tot een vage herinnering.

En toen, op een vroege Septemberdag, herleefde alles. Het initiatief kwam, ditmaal, van de overzijde. Het was de Royal Automobile Club London die, in hun aristocratische fijnheid, den tocht naar Amsterdam ondernam. Zij hadden eerst, met de onbewogenheid van ware grootheid, de Groote Industriële Club verslagen, alvorens zij zich tegenover het VAS schaarden.

Hoe statig, hoe bijna ceremonieel, waren die negen borden opgesteld in de zaal, als wachters van een naderend duel. Er was een zekere spanning in de lucht, een gespannen verwachting, die als een zachte trilling door de ruimte ging.

Schaken is thans een sport van velen, een spel dat miljoenen boeit, maar eens was het het stille voorrecht van de stand, van de heren met hun salons en hun leeszalen. Ook het VAS is geboren in zulk een sfeer in 1822, aan het Rokin, waar men zich kon verliezen in boeken en in gedachten. Men verbeeldt zich lichtelijk dat de Londensche sociëteit, ruimer en wellicht deftiger nog, in dezelfde geest ademt.

De strijd ontbrandde, maar bleef beheerst, een dans van aanval en verdediging. En toen de laatste stukken zwijgend tot rust kwamen, stond daar een uitslag, zoo onverwacht als aangenaam: 6½–2½ voor Amsterdam. Een kleine zegepraal, die de toekomst belooft van nieuwe ontmoetingen, nieuwe reizen, nieuwe avonden van strijd en herinnering.

 

The Automobile Club from London Comes to Visit

It seemed, indeed, a long time since the United Amsterdam Chess Society had measured itself against a company from stately London. There was something almost wistful and solemn in that memory of 1850, when the Amsterdammers had lost their first trial of strength and the hundred guineas, like a shadow of defeat, had been carried across the Channel. Afterwards there had been more encounters, now with triumph, then with loss, but the past had faded to a vague recollection.

And then, on an early September day, everything was revived. The initiative came, this time, from across the sea. It was the Royal Automobile Club who, in their aristocratic refinement, undertook

the journey to Amsterdam. They had first, with the unruffled composure of true grandeur, defeated the Groote Industriële Club, before seating themselves opposite VAS.

How stately, how almost cere

monial, were those nine boards arranged in the hall, like sentinels of an approaching duel. There was a certain tension in the air, a charged expectancy that seemed to vibrate softly through the room.

Chess today is a game of the many, a pastime that captivates millions, but once it had been the quiet privilege of the elite, of gentlemen with their salons and reading rooms. VAS, too, was born in such an atmosphere, on the Rokin, where one could lose oneself in books and reverie. One easily imagines that the London society, roomier and perhaps more distinguished still, breathes that same spirit.

The struggle flared, but remained composed, a dance of attack and defence. And when the last pieces came silently to rest, there stood a result, as unexpected as it was pleasing: 6½–2½ for Amsterdam. A small triumph, promising new encounters, new journeys, new evenings of struggle and remembrance.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *