Hoofdstuk I – Huize Lydia en de vroege jaren
Mijn eerste ontmoeting met Caïssa vond plaats in het Oranjehuis, een pastorie die er altijd uitzag alsof hij vooral bedoeld was om schuld en zonde op te slaan, en dan bij voorkeur in het plafond te laten ophopen. Op dinsdag was het er druk, warm, rumoerig. Een bar in eigen beheer — dus de drank goedkoop, de meningen duur.
Bert Weijchel vertelde me bij het vertrek precies wat hij van me vond. Dat deed hij met de vanzelfsprekendheid van iemand die al jaren oefent op het uitspreken van waarheden waarvan alleen hij het bestaan kent. Hij had ongetwijfeld gelijk; Bert heeft altijd gelijk, vooral als hij ongelijk heeft. Voor hij zijn kris werkelijk tevoorschijn kon halen, was ik al weg.
Ik bewaar goede herinneringen aan Niek Narings, Micha Lew, Robbert van ’t Kaar en al die andere grootheden die Caïssa omhoogtilden — of op z’n minst voorkwamen dat de club naar beneden lazert. De honderden snelschaakpartijtjes tegen Micha eindigden voor mij meestal in nederlagen, maar ik zie hem nog steeds: schuifelend op sokken door de kroeg, alsof hij eigenlijk al een paar seconden vooruitliep op de toekomst. Het zijn herinneringen die je er vooral aan herinneren dat je zelf ouder wordt. Niet wijzer — dat is weer iets anders — maar wel ouder.
De vereniging zelf is er overigens niet slechter op geworden. In betrekkelijk weinig tijd groeide Caïssa uit tot een van de serieuze schaakclubs van Nederland. Met de verhuizing naar Huize Lydia in 2007 begon een periode van bloei, culminerend in promotie naar de meesterklasse. Sindsdien speelt de club met twee teams in de hoogste klasse van de SGA. De laatste titel is van 2019; dat klinkt recent, maar in clubjaren is het ongeveer een geologische periode.

En dan Huize Lydia. Ontworpen door architect Boterenbrood, die in een rechtvaardiger wereld waarschijnlijk de halve stad had verbouwd — maar ja, hij had niet de juiste partijkaart. In het socialistische Amsterdam kwam hij er niet tussen, en dus moest hij zich tevredenstellen met de Rooms-Katholieke Vereniging ter Bescherming van Meisjes. Een mens moet het doen met het werk dat hem gegund is. Later vond Edward Cuypers hem en mocht hij als tekenaar aan de slag. Uiteindelijk is Huize Lydia zijn bekendste gebouw geworden: een monument dat er nog steeds staat alsof het zelf ook niet precies weet of het trots of verlegen moet zijn.
Mijn eigen herinneringen aan het pand gaan terug tot vóór de schaakclub er introk. Het huis, ooit bestemd voor de ongetrouwde medewerksters van het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis, was overgegaan naar Lieven de Key en fungeerde deels als studentenhuis. Kamers waar geen twijfelaar in paste, zodat bezoekers vaak op de vloer eindigden. Zelf ben ik begin jaren ’90 zo meerdere keren wakker geworden — meestal niet uit vrije wil. Maar ook dat zijn herinneringen die hun eigen glans behouden, hoe je ze ook probeert te vergeten.
Hoofdstuk II – De wedstrijd tegen Caïssa II
De wedstrijd tegen Caïssa II leek een soort administratieve vergissing: alsof iemand bij de SGA de kalender door elkaar had geschud en daarna gedacht had: laat maar, niemand kijkt toch. De KNSB deed vrolijk mee, en zo zat men tussen Sinterklaas en het Hoogovenstoernooi opeens opgescheept met een overvolle schaagagenda. In dezelfde weken waarin hardwerkend Nederland aan jaarcijfers zat te frunniken, en ambtenaren en consultants zich van kerstborrel naar kerstborrel sleepten, raakte men dus vanzelf overschaakt.
Vier dagen na deze wedstrijd moesten dezelfde spelers opnieuw opdraven voor de landelijke competitie. Een deel van hen kreeg thuis te horen dat er nu even keuzes gemaakt moesten worden — en dat soort keuzes pakt voor een schaakclub zelden gunstig uit. Alle spelers die zaterdag in VAS 1 zouden verschijnen, ontbraken op het wedstrijdformulier. Marc kwam nog wel even langs om ons succes te wensen. Laten we het er maar op houden dat ze druk waren met de voorbereidingen voor de gang naar de meesterklasse. Hoop doet leven.
Het was voor het eerst dit seizoen — en hopelijk het laatst — dat we op papier underdog waren in de SGA-competitie.
Het vinden van invallers bleek een proces dat enig geduld vergde. Take stuurde de opstelling pas laat door, en Samuel verscheen zelfs pas op het allerlaatste moment ten tonele. Nadat Ivo in de vorige ronde zijn debuut maakte in VAS 1, speelden we nu dus met twee jeugdleiders. Voor zover ik me kan herinneren, moet dat in de oertijd ook eens zijn voorgekomen.
Samuel speelde overigens uitstekend. Na 1. d4 d5 2. c4 Pc6 speelde hij met de onschuldige vastberadenheid van iemand die geen last heeft van theorie: 3. Lf4. In mijn database staan daar precies vijftien partijen mee — goed voor 0 procent van het totaal. Samuel kende die partijen niet, maar vond het wél logisch. En eerlijk is eerlijk: hij had een punt.
Het werd sowieso de avond van Loper f4. In zes van de acht partijen werd de loper binnen vier zetten naar dat veld gemanoeuvreerd. Ik ben geen statisticus, maar dat moet ongeveer dezelfde waarschijnlijkheid hebben als het winnen van de Staatsloterij zonder lot.
Het duel Osterwald – Van Vuure is inmiddels een klassieker. Deze aflevering werd overtuigend gewonnen door Joris. Na 1. d4 Pf6 2. Pc3 d5 ging de loper wederom naar f4 — om daar vervolgens de rest van de partij iets te doen dat vooral niet op bijdragen leek. Elwin oogde afwezig. Hij is geen ambtenaar, dus ik houd het maar op stress over jaarcijfers. Met enige hulp van de tegenstander werd het snel 0–1.

Terwijl iedereen in de bijzonder warm gestookte zaal keek naar de diverse varianten van Loper f4, kon Joris alvast aan het verslag beginnen. Ondanks de kleine voorsprong voorzag ik halverwege een nederlaag van 4½–3½. Ik was, zo zou blijken, te pessimistisch.

Een uur later viel de volgende uitslag. Ed speelde tegen Albert Riemens, voorzitter van Caïssa en penningmeester van Het Max Euwe centrum — een soort dubbele boekhouding in mensvorm. Beide spelers zijn niet bepaald theoretici. Na 1. d4 d5 2. Pf3 Pc6 3. Lf4 (natuurlijk!) Lg4 waren ze het spoor ongeveer evenveel kwijt. Geen Chigorin, geen frivole experimenten, vooral de hoop dat de ander vrijwillig iets zou verzwakken. Dat gebeurde nauwelijks. De wil om eigen zwaktes te repareren was groter dan de wil om die van de tegenstander uit te buiten. De remise hing daardoor al vanaf zet tien in de lucht. Een halfje later: ½–1½.
Samuel vergrootte de voorsprong. Ongehinderd door theoretische ballast speelde hij wat logische zetten: lopers naar c4 en f4, paarden ontwikkelen, centrum pakken, koning veilig. Het soort schaak waar geen Chessable-cursus tegenop kan.
Met zo’n tussenstand ga je automatisch naar eerdere jaren kijken, waarin VAS meestal won. Maar de borden lieten geen reden tot geruststelling.
Niels was opnieuw volledig zichzelf — maar dan de nieuwe versie. Waar hij vroeger als kamikazepiloot door 1‑minuutpartijen vloog, speelde hij nu traag. Tergend traag. In een Hollandse opening met — jawel — een loper op f4 speelde hij sterke, zelfs excellente zetten. Hij rekenende diep, keuzes waren weloverwogen, en hij kreeg een prachtige stelling…

In die stelling had hij tal van goede mogelijkheden — en precies dát werd een probleem. De drang tot actie, die oude kamikaze-reflex, dook op en Niels produceerde de positionele grafzet g4. Plots leefden alle witte stukken weer op: paard, dame, loper; allemaal weer vrolijk aan het werk. De pion op g4 werd meteen een target. Voor het eerst in uren zag ik zijn tegenstander glimlachen. U kunt raden hoe het eindigde: verlies. 1½–2½.
De tegenstander van Ivo bracht de stand in evenwicht: 2½–2½. In een London maakte zwart nooit echt gelijk en ging het geruisloos mis. Na zijn goede optreden vorige ronde zat het er nu niet in.
We kwamen opnieuw op voorsprong dankzij Aran, die won van Paul Schipper. Ondanks diens loper op f4 speelde wit aarzelend. Een Wolga/Benoni-structuur ontstond waarin Aran een pion meer had. De tempi die wit kreeg als compensatie werden slecht besteed, beide partijen wisten hun kansen niet te benutten en Aran speelde de rest alsof hij een handleiding had geschreven.

3½–2½.
De resterende partijen stonden echter beroerd.
Luc speelde voor de tweede keer tegen FM Michael Wunnink en toverde een interessante partij op het bord. Hij offerde een pion, kreeg spel, maar de compensatie vervlakte en alleen zwart kon nog winnen. Toch hield Luc het eindspel knap remise: opnieuw een halfje binnen.
Met 4–3 op het bord mocht Sierk de wedstrijd beslissen tegen FM Arno Bezemer. Eerdere confrontaties verliepen mild, maar dit keer liep het mis. Al op zet drie besloot Sierk geen London te spelen — de loper kwam dus niet op f4. Met terugwerkende kracht moeten we vaststellen dat dit het verschil maakte. Arno dreef hem langzaam van het bord.
Een knappe overwinning voor Arno, maar een 4–4 tegen Caïssa voelt altijd een beetje als een nederlaag.
Eindstand: 4–4.
