Er zijn plekken in Amsterdam waar je de geur van verloren ambities kon ruiken.
Bij het Probleem, bijvoorbeeld — een schaakclub die zich nestelde in een buurthuis waar de koffie altijd lauw was en het bier goedkoop, zoals het hoort bij serieuze denkers. Ik kwam er vroeger regelmatig. De Zuidpool heette het, een naam die klonk alsof er pinguïns op de bar zaten, maar het was gewoon een buurtcentrum aan de Vasco da Gamastraat. Ruud Mercks en Paul Scheermeijer zwaaiden er de scepter, wat ze deden met de toewijding van mannen die liever een mat in drie zoeken dan een gesprek over hun huwelijk.
Ik kwam er graag. Niet alleen omdat ik er meestal won, maar omdat het voelde als thuiskomen bij een soort familie die elkaar alleen begrijpt via de stilte van denkpauzes. De Zuidpool was warm, al rook het er naar zweet en vergeelde schaakborden. En toen moest het weg — “progressief beleid”, zeiden ze. Alsof vooruitgang betekent dat alles wat gezellig is, moet verdwijnen.
De voorgangers van het Probleem — wat een naam trouwens, zeldzaam eerlijk voor een schaakclub — waren de Rode Toren West, de Rode Toren Oost en iets wat klonk als een overblijfsel uit de tijd dat verheffingsidealen nog plek hadden in het stadsbestuur. 1936, oprichtingsjaar. Alles rook naar idealen en asbakken. Uiteindelijk smolt het samen tot Amsterdam West, en pas toen begon de boel echt te draaien.
Het recept was eenvoudig: hard werken, schouders eronder, bier na afloop. Dat werkt in de bouw, in de politiek, en dus ook in de schaakwereld. Voeg een jeugdafdeling toe voor de doorstroming en je hebt een organisatie die nog lang niet is uitgeblust.
Vandaag de dag bloeit Amsterdam West als een laatbloeier met een midlifecrisis. Negen teams in de SGA, drie in de landelijke competitie, en qua ledenaantal alleen VAS nog boven zich. In Amsterdam is dat een prestatie — hier sterft alles wat niet hip of gesubsidieerd is.
Het kleine lokaaltje aan het Bilderdijkpark barst inmiddels uit zijn voegen. Op donderdagavonden wordt er meer gestreden om een stoel dan om een pion. En dan te bedenken dat ze twee teams hebben in de hoogste klasse van de SGA. Ja, het gaat goed met Amsterdam West — al vliegen de talenten uit als pubers met een OV-kaart. Solleveld, Peelen in het verleden, Groenewoud & Dari nu— ze trekken de wereld in. Sommigen belanden in Haarlem, anderen bij Kennemer Combinatie, en weer anderen raken gewoon hun club kwijt, zoals Robert Ris, die tegenwoordig clubloos is maar nog wel in de SGA bij Amsterdam West te vinden is.
Zo is Amsterdam West geworden wat het altijd had moeten zijn: een sterke club, vol zwijgzame mannen met tactiek en pinda’s aan de bar.
De wedstrijd
De wedstrijd tegen Amsterdam West voelde als een soort Amsterdams familiediner: iedereen kent elkaar, niemand gunt elkaar iets, maar er wordt wel gelachen — zolang er bier is.
We speelden op twee locaties. VAS 6 tegen Amsterdam West 8, VAS 3 tegen hun vierde team, en VAS 1, de hoofdact, mocht het opnemen tegen hun vlaggenschip. Het leek op een meerkamp tussen broers die ooit samen op vakantie gingen en sindsdien elkaars telefoonnummer kwijt zijn.
De tafels stonden keurig in het gelid, de stukken glommen alsof ze nog geloofden in absolute waarheid, en Benno, onze arbiter, was weer de rust zelve — een man die zelfs een atoomoorlog zou kunnen beëindigen met een zacht kuchje en een notatieformulier. Met wat gezoek hadden we vijftien spelers met pen en papier. Dat klinkt triviaal, maar in de schaakwereld is dat logistiek equivalent aan een kleine wonderdaad.
En toen was er Luc.
Luc was er niet.
Na 22 minuten stilte, drie blikken richting de deur en één vloek in een hoek besloot de teamleider Ivo te vragen om in te vallen. Ivo, een wiskundige met een kalmte die grenst aan irritatie, zei ja. En zo debuteerde een jeugdleider in VAS 1. Dat zijn van die momenten waarop je het geloof in de mensheid even terugkrijgt.
Luc kwam later alsnog binnen — in kokstenue, alsof hij rechtstreeks uit een mislukt kookprogramma was gevlucht. Trein gemist, telefoon kapot, ruzie thuis. De drie-eenheid van het moderne leven. Maar na een paar biertjes lachte hij alweer alsof het leven één grote simultaanpartij was en hij de arbiter kende. Iedereen houdt van Luc. Als hij er is, is er leven. En hij kan ook nog schaken. Alleen even niet vandaag.
Beneden klonk het gerinkel van glazen; boven de stilte van concentratie. Daar werd namelijk geschaakt — en nog goed ook.
Op bord 1 zat Marc. Marc, de man die weigert zijn stukken te ontwikkelen alsof hij bang is dat ze tegen hem in opstand komen. Vijftien zetten lang had hij behalve een pion of twee alleen een paard bewogen — dat daarna ook nog werd geruild. De dames waren al verdwenen, en zijn witveldige loper stond sip op e6 alsof hij niet wist wat hij daar deed.

De laatse zet van Burgerhoff was Le3.
Zwart kan nu winnend voordeel halen, maar hoe?
Toch won Marc. Natuurlijk won Marc.
Zijn techniek was klinisch, genadeloos, de schaakversie van een chirurg die tijdens de operatie alvast de rekening opmaakt.
Ik zou zeggen: probeer het niet thuis. Dit soort partijen zijn niet geschikt voor jeugdspelers. Ze mislukken altijd, behalve bij Marc.
Op bord 8 speelde Aran. Die had Fischer bestudeerd en ontdekt dat deze Amerikaan “best goed was”. Dat is alsof je naar de Nachtwacht kijkt en zegt: “Die Rembrandt, die kon best aardig schilderen.” Aran besloot de GrandPrix attack in te duiken en belandde vanzelf in chaos — zijn natuurlijke habitat.
Hij had twee kwaliteiten minder maar een leger pionnen dat oprukte als een volksopstand. In de eindstelling stond hij vermoedelijk gewonnen, maar hij nam, na overleg met de teamleider, het remise-aanbod aan.

Er was een zucht van verlichting.
Soms is vrede mooier dan een overwinning. Zeker als het al laat is.
Tussendoor verloor Ed. Hoe precies, weet niemand. Waarschijnlijk was er sprake van een soort kortsluiting — niet elektrisch, maar mentaal. Het overkomt de besten.
De tegenstander van Ivo is een getalenteerde jeugdspeler met een rating boven de 2100, ook hij slijt zijn zaterdagen op een troosteloos industrieterrein ergens in Haarlem. De jongen maakte zich op voor een koningsaanval, een moddergevecht of een tactisch duel. Tot dat soort onzin liet Ivo zich niet verleiden. Er kwamen geen aanknopingspunten, geen briljante zetten, geen tactische wendingen. Een strakke positionele prestatie bracht Ivo de overwinning bij zijn debuut in VAS 1 (SGA).
De winst is binnen!
Bij Amsterdam West speelde ook Markuszowski. Een Fransman met een Poolse naam — dat alleen al is een openingsprobleem — die voor Caïssa 1 uitkomt in de landelijke competitie. Een sterke speler, maar tegen Daan kreeg hij weinig voor elkaar. Niet dat Daan meteen de sterren van de hemel speelde; hij moest nog een beetje op gang komen. Vorig jaar won hij zo’n beetje alles wat op het bord bleef staan, maar dit seizoen heeft hij de motor nog niet warm. Dat komt wel weer — talent roest niet, het sluimert.
De partij eindigde in remise, maar dat was geen schande.
Een gelijkspel kan, in de juiste context, voelen als morele superioriteit.
Tussenstand: 3-2 voor VAS.
De zaal rook naar adrenaline en afkoelende hersenactiviteit. Sierk stond goed, Joris had zijn tegenstander overrompeld, en Take zat in een Najdorf waarvan niemand begreep of hij goed of slecht stond — wat bij de Najdorf altijd het geval is.
Joris was de eerste die klaar was.
Hij had zijn tegenstander vanuit de opening compleet weggeduwd — alsof hij al zijn woede over het moderne leven op dat schaakbord had uitgeleefd. De man tegenover hem, in augustus nog goed voor een rating van 2268, was de kluts kwijt.

Joris koos in de beslissende stelling voor het wat laffe Pxc8. Het had Dh5 moeten zijn, zei Marc later, maar ja — achteraf zijn we allemaal grootmeesters.
Zijn tegenstander, Joel, had in juli nog van Khoi gewonnen. Daarna zakte hij honderd elopunten en waarschijnlijk ook een beetje in levenslust. Hij speelt tegenwoordig op een industrieterrein in Haarlem. Niemand weet waarom. Misschien omdat daar de stilte harder echoot.
Joris won uiteindelijk toch. Technisch niet perfect, maar wel overtuigend genoeg om de revanche te smaken na een eerdere nederlaag met VAS 2. Een overwinning met een nasmaak van rechtvaardigheid — en dat is zeldzaam in deze tijd.
Toen kwam Sierk.
Een man van weinig woorden, maar veel stukken. De eerste 24 zetten hield hij zijn tegenstander in een soort logische wurggreep. Daarna stortte de witte stelling in als een slecht onderhouden brug over het IJ. Sierk maakte het professioneel af, en daarmee waren de matchpunten binnen.

” Ik wist dat ik hier gewonnen moest staan, en heb 40 minuten nagedacht over Pe5, Df3, fxg5 en Pe8. Ga je op aanval spelen of ga je voor materiaal? Ik vond de aanvalsvarianten niet zo duidelijk uiteindelijk, en besloot met Pe8 voor direct materiaal te gaan. Het was genoeg voor winst.” Aldus Sierk.
Take speelde nog. Tegen de meervoudig clubkampioen De Rover — een naam die je verwacht in een 19e-eeuwse roman over drank en verloren zielen, niet achter een schaakbord in het Cygnus bij de tegenpartij. De Rover had zijn dag. Take vocht, dacht, hoopte — maar uiteindelijk was het de IM die nuchter bleef.
Na afloop bleef Yong Hoon nog even hangen met een biertje. Dat vind ik altijd ontroerend: mannen die net elkaars illusies hebben verwoest en dan samen lachen over een verloren pion. De analyses waren fel, maar eerlijk. Niemand is foutloos in de Najdorf, zeker niet na middernacht.
En zo eindigde de avond.
VAS 1 had gewonnen, het moreel was hersteld, en de stad buiten was nog steeds dezelfde — koud, ruw, maar vol plekken waar mensen met pen, pion en pint proberen iets van zin te vinden in een onbegrijpelijk universum.
Na de nederlaag in de eerste ronde zijn we weer op stoom.
En als u ooit denkt dat schaken saai is — kom dan eens kijken. Niet voor de zetten, maar voor de mensen die ze doen.

Prachtig.