Bankier wolthuis

In het vorige nummer van het VAS blad is enige aandacht besteed aan de rol die Wim Wolthuis als actief wedstrijdschaker speelde in de hoogste regionen van hetNederlandse schaakleven. Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw ontwikkelde de schaker Wolthuis zich hoe langer hoe meer tot een schaakbestuurder. Allereerst uiteraard van zijn eigen vereniging waarbinnen hij vanaf de oorlog alle denkbare bestuursfuncties vervulde maar ook daarbuiten. Zo was hij in 1954 al betrokken bij de organisatie van de Schaakolympiade in Amsterdam.

Voor een schaak- vereniging die streeft naar successen is het uiteraard een eerste vereiste om te kunnen beschikken over een voldoende reservoir van talentvolle spelers. Deze veelal jeugdige beloften waren binnen het VAS lange tijd ruim voorhanden. Door de professionalisering van het schaken werd het echter steeds belangrijker om ook te kunnen beschikken over leden met organisatorische vaardigheden en financiële deskundigheid. Deze laatste expertise was binnen het VAS eveneens aanwezig. Diverse leden waren werkzaam in het bedrijfsleven, en in het bijzonder bij het bank- en verzekeringswezen. Op de clubavonden vielen deze leden op door twee zaken: het altijd moeten overwerken en het eindeloos praten over aandelenkoersen. over aandelenkoersen. Dit laatste gaf geregeld enige irritatie bij de jongere minder draagkrachtige, maar wel sterke spelers. Wim Wolthuis bewaarde uiteraard altijd het goede evenwicht en was in staat aan het eind van de avond zowel een goede analyse te geven van zijn gespeelde partij als van de stand van zaken op de beurs. Binnen de groep bankmensen bestond een zekere factievorming. De leden, zoals Wolthuis, die oorspronkelijk van de Amro (de fusie van Amsterdamsche en Rotterdamsche Bank) afkomstig waren, vormden meer de straatvechters. Het waren de diehards aan wie een zeker zakelijk fanatisme niet ontzegd kon worden. De ABN mensen daarentegen waren irenisch ingestelde lieden die zich meer ‘gentleman’ voelden in de beste tradities van de voormalige ‘koloniale’ Nederlandsche Handelmaatschappij waaruit de Bank was voortgekomen. De Amro-mensen vonden de ABN’ers echter maar ‘soft’ en niet echt hardwerkend. Toen Henk Leeners (ex-ABN) die net met de VUTwas gegaan op een clubavond vertelde dat hij was opgehouden met werken, reageerde Wolthuis dan ook als altijd direct adrem met: “Oh, is ‘t nu officieel?” Dan waren er verder nog de werknemers van de Nederlandsche Bank. Ongetwijfeld de meest aardige en fatsoenlijke leden, maar in de ogen van de Amro-mensen wel echte ambtenaren, met alle bijbehorende bezwaren. Toen Wolthuis voor het eerst van Enrico Vroombout’s werkgever hoorde zal hij zich ongetwijfeld onmiddellijk in zijn vooroordelen bevestigd gevoeld hebben. In vroegere tijden was er nog wel eens sprake van persoonlijk sponsorschap van enkele rijkere leden die getalenteerde spelers wat toeschoven of een magere clubkas in tijden van nood een beetje aanvulden. In de moderne tijd behoord deze vorm van mecenaat tot het verleden. Wolthuis wist al in de jaren zestig geld van zijn bank los te krijgen om een lokaal Amro toernooi op te zetten. Het zou de opmaat worden tot een groot scala van internationale schaakevenementen. Wim Wolthuis ontpopte zich tot een creatief schaakorganisator. Hij heeft veel betekend voor het Amsterdamse schaak, vooral ook als medeoprichter en lange tijd bestuurslid van Stichting Schaak Amsterdam, en als de drijvende kracht achter IBM-, VSB- , Donner Memorial- en het ACT-toernooi. Wolthuis zelf was inmiddels opgeklommen tot de ‘bijna-roomboterklasse’ van de bankhiërarchie. Hij genoot het volste vertrouwen van een van de leden van de Raad van Bestuur van de ABN/Amro die bereid was samen met een bevriende topbestuurder/zaken- partner van de IBM financiering rond te maken voor een prestigieus schaaktoernooi. Er ontwikkelde zich een van de sterkste internationale schaaktoernooien ooit gehouden. Aan deze IBM-toernooien nam jaarlijks de top van de internationale schaakwereld deel. Later zou Wolthuis volledig door de Bank vrijgesteld worden om voorde IBM het jaarlijkse grootmeestertoernooi als directeur te organiseren waarvoor hem een comfortabel budget ter beschikking werd gesteld. Uiteraard speelde ook Euwe altijd op de achtergrond een uiterst belangrijke en invloedrijke rol als stimulator en menselijke bankgarantie voor het tot stand komen van dit soort evenementen. Samen met hem en Withuis (als persman) vormden zij een hecht team, waarbij ieder zijn eigen kwaliteiten en expertise in bracht. Euwe zou daarmee ook zelf het nodige krediet verwerven voor zijn eigen latere carrière als topbestuurder in het internationale schaakleven. In de jaren zeventig werd hij voorzitter van de internationale schaakfederatie FIDE en zou onder meer een belangrijke rol spelen bij de match tussen Fisher en Spasski in Reykjavik. Professor Euwe had graag Wolthuis als penningmeester van deze schaakbond naast zich willen hebben, maar die wees dit af omdat het hem dan allemaal teveel zou worden naast zijn al drukke werkkring. Wel bleef hij altijd op de achtergrond aanwezig als financiële EHBO’er die te hulp schoot als Euwe in een ver buitenland zo nu en dan in problemen geraakte. In zijn verstrooidheid had de FIDE-president bijvoorbeeld in Jakarta wel eens vergeten dat hij al zijn geld uit veiligheidsoverwegingen achter de spiegel in zijn hotelkamer had verstopt en nu plotseling zelf zonder financiën bleek te zitten. Ook voor veel schakers uit de OostEuropese landen was Wim Wolthuis een (financieel) vertrouwensman. Zijn bekendheid met bankzaken en het beschikken over contacten maakten het hem mogelijk veel transacties informeel en soepel te doen verlopen. Zuinige en spaarzame grootmeesters waarschuwde hij met zijn gouden vuistregel: “pas op: hoe hoger de rente des te rotter de bank”. Ook Karpov kon hij zinnige adviezen geven over de monetaire aspecten van zijn uitgebreide postzegelverzameling. Op een gegeven dag vervoegde Viktor Kortsnoj zich onverwachts bij Huize Wolthuis aan de Käthe Kollwitzstraat in Amstelveen. Het gesprek ging over koetjes en kalfjes, maar mevrouw Wolthuis verbaasde zich er al snel over dat de grootmeester heel veel praktische vragen over het dagelijkse leven in Nederland stelde: de kosten van levensonderhoud, huisvesting, vervoer, instanties etc. De reden van dit bezoek bleek enige dagen later toen alle kranten met grote koppen op de voorpagina melding maakten van het bericht dat Kortsnoj was ‘overgelopen’ naar het Westen en asiel had aangevraagd. Wolthuis was wat kritischer over het gedrag van veel van de Nederlandse schaakspelers die altijd maar klaagden over de aanvangstijden van uit te spelen partijen en de hoogte van het spelershonorarium. Toch wist hij het ook zeer te waarderen als Donner hem een grote bos bloemen schonk als Wim voor hem weer eens iets geregeld had. Wolthuis was niet alleen actief met de schaakgrootheden van deze aarde, maar ook het klassieke type clubbestuurder dat op geen wekelijkse clubavond ontbrak. Meestal arriveerde hij vroeg in de avond om zelfs als nog zeventigjarige de jeugd te trainen. Als een van de laatste ging hij dan ver na middernacht pas weg, niet nadat hij nog de op de grond liggende stukken weer had opgeraapt en in dozen gedaan, het licht uitgedaan had en het speellokaal afgesloten. Uiteraard kon hij het nooit laten om daarvoor ook nog een aantal clubleden dat bij de bar uitvoerig aan de nadronk bezig was met enkele spitsvondigheden of kwinkslagen in de maling te nemen. Jarenlang moest Wolthuis bovendien laat in de avond ook altijd nog enige oudere leden thuisbrengen, waarna hij ‘s nachts, ver in de kleine uren, eindelijk tijd had om samen met onder meer Rob Koster en Pim Ghijsen thuis nog wat na te pokeren. Wim had ook een grote belangstelling voor de wereld van het opkomende computerschaak. Schakers en bankiers moeten goed kunnen rekenen. Wolthuis was iemand die er prat op ging om grote getallen uit zijn hoofd met elkaar te kunnen vermenigvuldigen. Zelf was zijn specialisme het rekenen met priemgetallen. In de bankwereld was kennis hiervan belangrijk bij het beveiligen van gegevenssystemen. Tegenwoordig houden hele universitaire afdelingen die gespecialiseerd zijn in geavanceerd wiskundig onderzoek zich met deze getallenleermaterie intensief bezig. Wolthuis’ vriend Jaap van den Herik was ooit eens bereid om zijn onderzoeksgroep in Delft met de computer een aantal berekeningen te laten maken. Wolthuis was erg verguld toen hij de talrijke tot de rand met computervellen gevulde schoenendozen kreeg toegestuurd van de altijd calvinistisch nijvere Van den Herik. Wel zei hij na het bedanken voor het vele werk nog wel tegen Jaap dat hij eigenlijk zelf al
eerder op de achterkant van een sigarendoosje tot dezelfde uitkomsten was gekomen. Wolthuis was van 1982 tot en met 1987 bestuurslid van de Nederlandse Computer Schaak Vereniging (NCSV) en geruime tijd een succesvol deelnemer aan het jaarlijkse Aegon-toernooi, waarbij een groep vrij sterke schakers de strijd aanbond met computers. Tot ver na zijn pensionering was Wolthuis ook betrokken bij het bedrijfsschaak, als organisator en als speler. Zijn Amro-collega, de huidige SGA-voorzitter, Willem Hensbergen die hem vele malen opgepikt heeft om weer ergens in het land de kleuren van de bank te gaan verdedigen vertelde eens hoe Wolthuis er dan ontzettend de pé in had als hij niet had gewonnen of zelfs verloren. In zijn Banktijd was hij ook al actief geweest in internationale bankwedstrijden, bijvoorbeeld bij de jaarlijkse wedstrijd tegen de bankiers van de City in Londen. De meeste VAS-leden zullen Wolthuis herinneren als de immer aanwezige levenslustige schaker tijdens de clubavond. Zijn schaakmakker en oud-teamgenoot Berry Withuis omschreef hem ooit als een altijd vrolijke kletskous. Rond zijn partijen hing meestal een uiterst aanstekelijke sfeer. Zijn algemene visie was dat schaken eigenlijk niet moeilijk is. Je hoeft alleen maar de stukken op de goede velden te plaatsen. Toch gaf hij bij de nazit in de analyse vaak aan dat schaken een verdraaid moeilijk spel is. Elke zet was steeds opnieuw een lastige afweging. Bij de taxatie van een mogelijke zet corrigeerde Wolthuis dan altijd klassiek met: “die zet is wel goed,…maar niet zo goed”. Als iemand bij het Kiebitzen om te imponeren een al te duur (geleerd) woord gebruikte, zei hij standaard: “Ik weet niet wat het betekent, maar het heeft vast wel iets met seks te maken”. De persoon die nogal hautain en eigenwijs overkwam (bijvoorbeeld tijdens de analyse achteraf) kreeg te horen: ” Mijnheer, u bent intelligent, maar ik ben aardig”. Maar een zwakkere speler die een prachtige zet voorstelde, prees hij aanmoedigend met een: ” Jij bent niet zo dom als ik er uitzie”. Het snelschaken deed hij altijd op een geheel eigen onorthodoxe manier: met de ene hand zetten en met de andere hand de klok indrukken. Iets wat tegen alle reglementen ingaat, maar dat iedereen zonder enig probleem accepteerde. Een gewonnen stelling rondde hij af met de kreet: “…en de groeten aan moeders”. Wanneer Wolthuis echter totaal verloren stond en nog maar nauwelijks tijd had, schoof hij langzaam de stukken op het bord bijeen en zei soeverein: “Draw!!” In de laatste jaren bekleedde Wim Wolthuis geen bestuursfuncties meer, maar hij was altijd bereid om gevraagd of ongevraagd waarde- volle adviezen te geven. Hij gaf na weer eens zo’n hevige discussie over de teamopstelling graag nog wel het volgende advies aan de wedstrijdleider: “Never change a losing team”. Ook was hij immer bereid klusjes op te knappen. Zelf maakte ik hem eens mee als duo-lid van de kascommissie. Ik weet nauwelijks het verschil tussen debet en credit en toen ik hem dit op de stoep voor het huis van de penningmeester opbiechtte, stelde Wolthuis mij gerust met de woorden: ” Hoor eens, ik ga echt niet zeuren over dubbeltjes en kwartjes. Bij de bank was ik gewend op een half miljoen

af te ronden”.

tekst: Enrico Vroombout