De jonge wolthuis

In de juni-aflevering van het VASblad hebben Rob van Dongen en Leonardo van Manen al enige aandacht besteed aan het recente overlijden van Wim Wolthuis en enkele herinneringen opgehaald. Voor vele oudere VAS-leden was deze markante schaakspeler een begrip en iemand met wie het VAS haast leek samen te vallen. De laatste jaren kon Wim wegens zijn leeftijd en verslechterende gezondheid de club- avond helaas niet meer bezoeken. Dat hij echter nog niet vergeten was, zelfs ver buiten de grenzen, merkte ik niet zo lang geleden

zelf toen ik een keer op het internet een vluggertje speelde onder de schuilnaam Wolthuis. De mij totaal onbekende Amerikaanse tegenstander reageerde ogenblikkelijk met een: “Are you Wolthuis from VAS?” Een ieder heeft zijn eigen dierbare herinneringen aan deze bijzondere

man en kan er over verhalen. Velen kennen hem van de decennia waarin het VAS haar glorieperiode kende, maar ook haar mindere jaren. Slechts zeer weinigen zijn nog maar generatiegenoten en beschikken over eigen kennis van de ‘jonge’ Wolthuis van meer dan een halve eeuw terug. Daarom een poging tot een reconstructie van en een korte terugblik op het leven van Wim Wolthuis: van zijn entree in de (schaak)wereld tot zijn allerlaatste wapenfeiten. Willem Jan Wolthuis werd eind 1919 geboren en groeide op in Amsterdam-Oost. Zijn jeugd bracht hij voor een groot deel door in de Transvaalbuurt, een wijk met een toen nog sterk joods karakter. Daar woonde een zelfbewuste arbeidersklasse die een beter bestaan had opgebouwd dan een eerdere generatie in de meer armoedige binnenstad in de sloppen en stegen rond het Waterlooplein. Het was ook een echt rode buurt waar op 1 mei veel gevlagd werd. Ooit lag er het kies- district van de socialistische voor- man Troelstra en diverse leiders van de arbeidersbeweging kwamen uit de wijk voort. Velen waren afkomstig uit de wereld van de goedgeorganiseerde diamantbewerkers(vak)bonden. Het was de tijd dat er nog gras groeide in de Weesperstraat. Een van de oudste slijperijen in Amsterdam-Oost was in het begin van de twintigste eeuw dichtbij op de huidige speellocatie van het VAS gevestigd. De ligging van de ramen van een deel van de gebouwen op het universiteitsterrein herinnert nog aan de lichtinval die nodig was voor de bewerking van de diamanten. In de Transvaalbuurt woonde in de jaren dertig van de afgelopen eeuw ook een jonge geschiedenisleraar: Jacques Presser die later zo monumentaal de trieste ondergang van de Amsterdamse joodse bevolking zou boekstaven. In het gebied tussen het sportfondsenbad en het Amstelstation lag op een steenworp afstand aan de rand van de wijk ook gewijde grond. Aan de Ringdijk 45 woonde in zijn jeugd Euwe, niet ver van de huidige woonplaats van het

huidige VAS-lid De Casparis (op 55 B). Wolthuis kon goed leren, las snel en veel, maar de school interesseerde hem weinig. Van uitgebreid voortgezet onderwijs kwam het dan ook nauwelijks. Op jonge leeftijd kreeg hij zijn eerste baantjes. 12 banen 13 ongelukken. Het was een moeilijke tijd: de crisis was op haar hoogtepunt. Voor het schaken toonde de jonge Wim echter grote belangstelling. Hij leerde op zijn achtste het spel. Halverwege de jaren dertig beleefde het schaken een hausse in Nederland, met als apotheose het wereldkampioenschap van Euwe. Wim Wolthuis werd eerst in 1936 lid van de buurtclub Watergraafsmeer, maar stapte twee jaar later over naar het VAS, waar hij bijna zeventig jaar lid van zou blijven. Bij het VAS in het Schaakhuis aan de Henri Polaklaan maakte hij kennis met het grote Amsterdamse schaakleven. Eerst natuurlijk met mijnheer Polak, een uiterst levendige man die de taak had de jonge Wim enigszins te ontgroenen. De inwijding in het VAS-jargon bestond uit het imponeren door gewiekst taalgebruik gebaseerd op spitse witzen: grappen en grollen. Naarmate immers het schaakkunnen afneemt, dient het verbaal vermogen compensatie te bieden om verloren stellingen remise te houden of om met behulp van een schwindel de partij alsnog de winst in te praten. Het zou een basisopleiding worden voor Wolthuis sr. die later zelf voor vele nieuwelingen dezelfde rol zou vervullen. Als jongeman van negentien jaar kwam hij plotseling in een enigszins elitair gezelschap van waaruit hij veel steun ondervond bij het verkrijgen van bij- voorbeeld schaakliteratuur. De jonge

Wim wist zich de modernste schaak- inzichten van die tijd snel eigen te maken en kon al spoedig ook zijn krachten meten met de sterkste spelers in die dagen (Salo Landau en Euwe zelf). Al in het seizoen 1938-39 kwam hij in het eerste team, dat vanaf dat seizoen tot en met 1964-65 zeventien keer landskampioen werd. Euwe prees de kracht van zijn minoriteits-aanvallen. Zelf kwam Wolthuis overigens niet verder dan een enkele remise tegen Euwe, maar moest vaker het onderspit delven. Ondanks de gedegen voorbereiding van de Meraner en een uitdagend gevonden nieuwtje, keek Euwe toch altijd iets verder, en wist de vondst effectief en daadkrachtig af te straffen. Wolthuis lievelingsopening het Slavisch stamt uiteraard uit die tijd. Later waren zowel de Cordelvariant als de Berlijner verdediging in het Spaans, lang voor- dat die via Kramnik weer in de mode zou raken, geduchte wapens in zijn

handen. Juist in een periode dat het voor jonge spelers mogelijk is om door te breken brak de oorlog uit. Deze had grote gevolgen voor het VAS. De vele joodse leden werd het al snel moeilijk gemaakt om in clubverband te spelen. Zij moesten onderduiken en diegenen die dit niet konden zouden uiteindelijk worden weggevoerd naar kampen. Ook mijnheer Polak zou nooit meer terugkomen. Transvaalbuurt Wim Wolthuis zelf had een zwakke gezondheid, was fragiel en had zijn hele leven al maagproblemen, waar- over de artsen soms somber gestemd

waren. Voor hem was dan ook de hongerwinter een beproeving en het mag een wonder heten dat hij deze heelhuids doorkwam. Na de bevrijding hernam het schaak)leven haar loop. Wim werd net geen nationale topspeler, maar speelde wel in enkele grote toernooien mee, overigens zonder veel succes. Er was weinig aan schaken te verdienen: hoogstens een appel en soms ook een ei. De meeste prijzen waren in natura en slechts weinigen in klinkklare munt. Een professioneel bestaan in het schaken was erg onaantrekkelijk voor iemand die zich in een nieuwe levensfase van een startend gezin bevond. Wolthuis zocht dan ook een baan bij de bank. Zonder dat hij dit overigens zelf wist had Euwe hem hiervoor bij de directie een belangrijke recommandatie gegeven, een geste waarvoor Wolthuis hem altijd zeer dankbaar is geweest. Via het volgen van interne bankcursussen lukte het een carrière op te bouwen. Later gaf Wolthuis zelf cursussen waarbij hij zijn vaak ‘provinciaalse’ cursisten vooraf altijd vroeg welk type cursus zij wilden volgen. Er waren er drie in de aanbieding: administratief, commercieel en technisch. Maar zei Wolthuis later met een knipoog: “wat ze ook kozen, ik gaf toch altijd een en dezelfde cursus”. In de naoorlogse periode zou Wim Wolthuis zich vooral ontwikkelen tot, een sterke hoofdklassespeler. Meestal zat hij aan een van de hoogste borden. Dankzij zijn inspanningen zouden vele landskampioen- schappen behaald worden. Niet alleen door het grote aantal door hem zelf gewonnen partijen (van de meer dan 100 partijen bereikte hij een hoge positieve score), maar ook door zijn grondige analysewerk van

afgebroken stellingen. In die tijd was het gebruikelijk dat afgebroken partijen later apart uitgespeeld werden of gearbitreerd. Het kwam geregeld voor dat door de arbitrage verloren verklaarde stellingen alsnog werden herroepen tot remise of zelfs tot winst dankzij de weerleggingen vervat in vele vellen papieren met analyses van Wolthuis c.s. Het betekende soms dat daarmee een team de wedstrijd kon winnen of zelfs alsnog het (lands)kampioenschap toeviel. In 1946 nam Wolthuis deel aan het sterk bezette internationale toernooi te Maastricht. Alhoewel hij in de staart van het klassement belandde wist hij wel een opmerkelijke zege te behalen op de sterke Engelse speler Conel Hugh O’Donel Alexander. Deze was halverwege de vorige eeuw jarenlang een van de sterkste spelers van het Verenigd Koninkrijk. In 1938 en 1956 werd hij Brits kampioen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij op Bletchley Park waar hij samen met zijn schaakcollega Harry Golombek

bijdroeg aan het ‘kraken’ van de Duitse Enigma codes. Zijn beroepsmatige activiteiten bij Buitenlandse Zaken en de Britse Geheime Dienst maakten het hem echter onmogelijk om al te nauwe schaakcontacten te onderhouden met de Oostbloklanden. Toch hield hij in 1946 nog met (+1,-1) stand tegen Michael Botwinnik in de beroemde Radiomatch tussen Engeland en de Sovjet-Unie. Voor vertegenwoordigde hij Engeland o zes Schaakolympiaden.

In de onderstaand afgedrukte partij deed zich nog een merkwaardig incident voor. Na een zet voltooid te hebben verliet Wolthuis zijn bord om rond te wandelen. Toen hij Alexander even later niet meer ach- ter het bord zag zitten, speelde Wolthuis snel opnieuw een ‘antwoord’ zet. Toen Alexander teruggekeerd was, maakte hij een beschaafd ‘understatement’ over de merkwaardige stelling die ontstaan was, waarna Wolthuis al dan niet met een rood hoofd haastig zijn zet terugnam. Heel recent zou deze partij opnieuw opduiken in een aflevering van de bekende TV-serie Columbo. In ‘The Most Dangerous Match’, verkrijgbaar in DVD, speelt grootmeester Clayton (vertolkt door Laurence

Harvey) tegen zijn Russische opponent Dudek (gespeeld door Jack Kruschen). Liever dan een publiek

Beeld uit de film. nederlaag en vernedering te onder- gaan overweegt Clayton zijn tegenstander te vermoorden. Dudek toont in de film de winnende Wolthuis- variant: vanaf 24 …Pd2; 25 Dxb4 axb4; 26 Txa8 +; Le8 27 Lxd5;

Dxd5 28 Txe8 mat. Vervolgens ontspint zich de volgende ‘diepzinnige’ dialoog: Clayton: “Well, chess is the ultimate

test of the human mind, isn’t it? Dudek (Wolthuis): ” You think so? I always thought it was women”.

tekst: Enrico Vroombout